Wat is de betekenis van onschadelijk?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onschadelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. niet schadelijk, geen nadeel kunnende veroorzaken: het middel is volkomen onschadelijk; de onschadelijke liefhebberij van gedichten schrijven; — iem. onschadelijk maken. hem beroven van de macht om nadeel te veroorzaken, inz. hem gevangenzetten, (ook) hem doden. 2. bw., zonder nadeel te veroorzaken: de...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onschadelijk

onschadelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. geen schade berokkenend Het werd bespoten met een onschadelijke oplossing. Woordherkomst Afgeleid van schadelijk met het voorvoegsel on-

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onschadelijk

onschadelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-scha-de-lijk 1. wat geen nadelen geeft ♢ dit medicijn is echt onschadelijk 1. iemand onschadelijk maken [gevangen zetten of doden] ...

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onschadelijk

adj., ûnskea(d)lik.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onschadelijk

bn. (geen schade doende of kunnende veroorzaken): een onschadelijke liefhebberij; iem. onschadelijk maken, a) hem verhinderen kwaad te doen, b) doden.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onschadelijk

(on'schadələk) bn. en bw. (-er, -st) zonder schade, geen schade of nadeel kunnende veroorzaken : een -e slang; een dichter; -e lektuur; ergens heen kunnen gaan ; iemand maken, hem beroven van de macht om nadeel te veroorzaken of hem doden.

2025-07-29
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Onschadelijk

Adjectief: onschadelijk, schadeloos, innocent. Werkwoord: ergens niets van weten, hij kan mij niets maken, dat staat geen boer in ’t venster, er is daar geen draad aan gebroken, daar kan geen brand van komen, daar steekt toch niets in, de tanden zijn hem uitgebroken. Bijwoord: buiten bezwaar van. Causatief: iem...

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onschadelijk

bn. en bw. (-er, -st), niet schadelijk, geen nadeel kunnende veroorzaken: het middel is volkomen onschadelijk; iemand onschadelijk maken, hem beroven van de macht om kwaad te doen, m.n. hem gevangenzetten, (ook) hem doden.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onschadelijk

bn. bw. (-er, -st), niet schadelijk, geen nadeel kunnende veroorzaken: de onschadelijke liefhebberij om gedichten te schrijven; dichters, de onschadelijkste en minst strijdlustige wezens der aarde; — iem. onschadelijk maken, hem beroven van de macht om nadeel te veroorzaken; — bw. zonder nadeel te veroorzaken : de handelscrisis is bijn...