Onschadelijk
bn. bw. (-er, -st), 1. niet schadelijk, geen nadeel kunnende veroorzaken: het middel is volkomen onschadelijk; de onschadelijke liefhebberij van gedichten schrijven; — iem. onschadelijk maken. hem beroven van de macht om nadeel te veroorzaken, inz. hem gevangenzetten, (ook) hem doden. 2. bw., zonder nadeel te veroorzaken: de...