Wat is de betekenis van onbuigbaar?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbuigbaar

bn. bw. (-der, -st), 1. niet te buigen te hard of te stijf om gebogen te worden: ijzer en glas zijn in koude toestand onbuigbaar; 2. (fig., w. g.) onverzettelijk, hardnekkig: hij toonde zich trots en onbuigbaar; een onbuigbare aard; 3. (van recht en wetten) onwrikbaar vast staande: natuurs onbuigbre wetten.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onbuigbaar

onbuigbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet te buigen Dit materiaal is zo hard dat het onbuigbaar is, maar wel kan breken. Woordherkomst afleiding van buigbaar met het voorvoegsel on- Antoniemen buigbaar

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onbuigbaar

(on'buigba:r) bn. en bw. (-der, -st) 1. niet te buigen: ijzer is in koude toestand - 2. onverzettelijk. hardnekkig: een karakter. Syn. onbuigzaam.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onbuigbaar

bn. en bw. (-der, -st), 1. niet te buigen, te hard of te stijf om gebogen te worden: ijzer en glas zijn in koude toestand —; 2. (fig.) onverzettelijk, hardnekkig: hij toonde zich trots en -.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbuigbaar

bn. (-der, -st), niet buigbaar, niet te buigen, te hard of te stijf om gebogen te worden : ijzer en glas zijn in kouden toestand onbuigbaar; (fig.) onverzettelijk, hardnekkig: hij toonde zich trotsch en onbuigbaar; hij bezat een moedigen en onbuigbaren aard; (van recht en wetten) niet te buigen, onverzettelijk, onwrikbaar vast staande: natuurs onbu...