Wat is de betekenis van Neigen?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Neigen

(neigde, heeft geneigd), 1. (overg.) in schuine richting benedenwaarts buigen: het hoofd neigen; — zich neigen, zich nederbuigen; — (oneig.) zijn oren naar iets neigen, er met aandacht naar horen, om zich er naar te gedragen; — (fig.) zijn hart tot iets neigen, wenden; God neigt de harten, beweegt; 2. (onoverg.) naar beneden gaan...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

neigen

neigen - Werkwoord 1. ergatief een tendens vertonen Hij was geneigd daar problemen over te maken. Zie ook nijgen

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

neigen

neigen - onregelmatig werkwoord uitspraak: nei-gen 1. eerbiedig groeten door hoofd en schouders voorover te doen ♢ hij neigt het hoofd 2. ervoor voelen ♢ ik neig ertoe dit te accepteren...

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Neigen

v., nige, niigje, oerhingje.

2025-07-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Neigen

buigen; neigen zu, geneigd zijn; sich neigen, hellen, overhellen, neigen; buigen.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

neigen

neigde, h. geneigd (factitief van nijgen en met dit w.w. veelal verwisseld: naar de laagte [doen] gaan, benedenwaarts buigen, hellen of overhellen tot dalen): die appelboom neigt zijn zwaarbeladen takken ter aarde, de zon neigt ter kimme; zijn oor naar iets neigen, luisteren; fig. neig uw harten tot den Heer; ten val neigen; zij zijn geneigd tot.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

neigen

(‘neigən) (neigde, geneigd) [nijgen] I. (heeft) 1. naar beneden doen gaan, neder-, ombuigen : de boom neigt zijn zwaar beladen takken ter aarde; het hoofd (uit eerbied) -; de knie -; zich -. → oor. 2. buigen als eerbetoon : al die hoofden voor hem-. 3. doen verlangen : de Heer neigt uw hart tot zich. II. (is) 1. naar beneden gaan...

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

neigen

(neigde, heeft geneigd), 1. (overg.) in schuine richting naar beneden buigen: het hoofd neigen; zich neigen, zich neerbuigen; (oneig.) zijn oren naar iets neigen, er met aandacht naar horen (om zich ernaar te gedragen); (fig.) zijn hart tot iets mneigen, wenden; God neigt de harten, beweegt; 2. (onoverg.) naar beneden gaan, hellen: de zon neigt te...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

neigen

neigen ww. 'neerwaarts (doen) buigen, overhellen' categorie: erfwoord, geleed woord Onl. neigon 'buigen' in Neige mi ora thin 'neig Uw oor tot mij' [10e eeuw; W.Ps.], her neyget sich nah uns 'hij buigt zich naar ons' [ca. 1100; Will.]; mnl. neigen 'overhellen, zich overgeven aan' in Dat wy o...