Mem
v. (-men), 1. (kindert.) moeder; 2. (gew.) min; zogende vrouw; 3. elk der borsten van een zogende vrouw; 4. (bij ribgoten) het eindje loden pijp, dat aan het einde der goot met een kraag in het loosgat hangt en waaraan de afvoerpijp wordt gestoken; 5. (gew.) niet flink, zeurig manspersoon; leuteraar.