Luisteraar
m. (-s), die af- of beluistert; — (in een bijz. toepassing) die luistert naar een radio-uitzending.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), die af- of beluistert; — (in een bijz. toepassing) die luistert naar een radio-uitzending.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
toehoorder. iemand die naar iets of iemand luistert; toehoorder. Voorbeelden: Hansze liet de motor lopen en luisterde naar een radioprogramma waarin luisteraars hun mening konden geven over het voedsel dat in wegrestaurants werd verstrekt. Peter de Zwaan, De vrouwenoppasser, 2001 Ik schakel de radio in, heel stil, wegens de s...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
luisteraar - Zelfstandignaamwoord 1. Iemand die luistert. ♢ Iemand die naar de radio luistert wordt luisteraar genoemd, iemand die naar de tv kijkt een kijker. Woordherkomst Naamwoord van handeling van luisteren met het achtervoegsel -aar
Muiswerk Educatief (2017)
luisteraar - zelfstandig naamwoord uitspraak: luis-te-raar 1. wie zijn aandacht ergens op richt om het te horen ♢ een goede luisteraar weet wat ik bedoel 2. lid of aanhanger van een radio-omroep ...
Mr. John Knecht en B.G.J. Stoelinga
Luisteraar verwijst naar een persoon die met een bepaalde radio-uitzending wordt geconfronteerd (thuis, op het werk, in de auto, op de camping enz.).
mr. J. Knecht (1991)
luisteraar is de benaming voor een persoon die met een bepaalde radio-uitzending wordt geconfronteerd (thuis, op het werk, in de auto, op de camping, enz.).
M. J. Koenen's (1937)
m. luisteraars; iem., die iets afluistert; radioluisteraar: examen luisteraar, certificaat als luisteraar, (scheepsradio) nl. om te „luisteren” naar noodseinen enz. en deze op te nemen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: