Lijpen
(lijpte, heeft gelijpt), I. (gew.) 1. scheef zijn; 2. verkeerde vouwen of plooien hebben; 3. uitrekken, lubberen. II. 1. (gew.) pruilen, drenzende de lip laten hangen; 2. (Barg.) drinken.
Van Dale Uitgevers (1950)
(lijpte, heeft gelijpt), I. (gew.) 1. scheef zijn; 2. verkeerde vouwen of plooien hebben; 3. uitrekken, lubberen. II. 1. (gew.) pruilen, drenzende de lip laten hangen; 2. (Barg.) drinken.
Marc De Coster (2020-2025)
(1906) (Barg.) drinken, zuipen. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1934) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (Henry Roskam: Boeven-jargon. 1948) • (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974) • (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997) • (P...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Ewoud Sanders (2019)
(jenever) drinken; zich bedrinken In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke, voor ‘drinken’. In 1955 aangetroffen in een Amsterdamse roman voor ‘zich bedrinken met jenever’. Een ‘borrel’ werd indertijd wel een lijppie genoemd. • Lekker nassen en lijpen; smoken en hun nieuwsgierighe...
Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)
(< lijp, scheef, naar het scheef houden van het glas?), drinken (vooral jenever): Als hij dan over de berg (dood) is volgt de dooie bruiloft. Lekker nassen en lijpen, SMIS2 64.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(lijpte, heeft gelijpt), 1. verkeerde vouwen of plooien hebben; 2. uitrekken, lubberen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: