Lijm
v., 1. geleiachtige massa of vaste stof, doorliet uitkoken van dierlijke afvalstoffen verkregen, tot plak-, bind- of kleefmiddel dienende: dierlijke, vloeibare lijm; lijm koken; papier door de lijm halen; twee stukken hout met lijm aan elkander hechten; 2. (bijb.) asfalt.