Kluisteren
(kluisterde, heeft gekluisterd), boeien, kluisters aanleggen, in kluisters slaan; vaak fig., ook in de zin van: binden, boeien, onverbrekelijk verbinden : hij werd door de macht van haar bekoorlijkheden gekluisterd ; aan het ziekbed gekluisterd; het zedig maagdenoog gekluisterd aan de grond (Staring); men bleef als aan zijn...