kliënteel (cliënteel)
Klanten, cliënten; clientèle; - in advert., in de verb. goed kliënteel, goed beklant. Begin als vader van acht kinderen weer te doktoren als beginneling en clienteel te maken in een nieuw midden, WALSCHAP 1939, 84. Uit genegenheid en dank aan ons trouw kliënteel, Feestprogramme Rumstse Volksfeesten 1976, p. 19....