Wat is de betekenis van incidenteel?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Incidenteel

(<Fr.), bn. bw., 1. (als) van een incident, bijkomstig: een zaak van incidentele aard; — (bw.) terloops: ik kan mij daar zo incidenteel niet over uitlaten, zo in het voorbijgaan; de zaak is in de Raad slechts incidenteel besproken, niet principieel; 2. (rechtst.) tussen-, bijkomend : incidentele vordering, tuss...

2025-07-28
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

incidenteel

Incidenteel betekent dat iets af en toe of sporadisch gebeurt, zonder regelmaat of vaste frequentie. Het verwijst naar gebeurtenissen of situaties die niet vaak voorkomen en niet gepland of structureel zijn. Bijvoorbeeld: "incidentele uitgaven" zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen, en "incidenteel contact" betekent da...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

incidenteel

incidenteel - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet stelselmatig voorkomend Dit is zeker incidenteel, dus we hoeven het niet zwaar te bestraffen. Woordherkomst afgeleid van incident met het achtervoegsel -eel

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

incidenteel

incidenteel - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: in-ci-den-teel 1. wat maar af en toe voorkomt ♢ incidenteel ga ik met de trein naar mijn werk 2. wat je onopvallend tussen andere dingen door doet ...

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Incidenteel

bij wijze van tussenkomend voorval; toevallig; bijkomstig, terloops; nu en dan.

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Incidenteel

sporadisch; bijkomstig; tussenkomend (rechtsk.)

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Incidenteel

bijkomstig, terloops

2025-07-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

incidenteel

tussenkomend; terloops; toevallig, onopzettelijk; ~ appellant, eiser in tegenberoep; ~tele vordering, tussenvordering.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

incidenteel

bn., bw. (toevallig; onopzettelijk; bijkomstig, terloops); rechtst. incidenteel appellant, eiser in tegenberoep; incidenteel beroep, tegenberoep of bijkomend beroep, door een gedaagde ingesteld, nadat door de tegenpartij reeds in beroep is gegaan; incidentele vordering, tussenvordering, gedurende de loop van een proces gedaan, (en = en).