Hijgen
(hijgde, heeft gehijgd), 1. kort en hoorbaar of moeilijk ademhalen : de zieke ivas benauwd, en lag te hijgen ; hij hijgde van vermoeidheid; zij kwam hijgende aanlopen; zijn borst hijgde, ging snel op en neder ; naar lucht, naar adem hijgen, snakken ; — onder iets hijgen, er onder zwoegen; 2. (fig.) naar iets hijgen...