Handhaven
(handhaafde, heeft gehandhaafd), 1, iem. of iets in stand houden, er voor waken dat hij (het) blijft in de staat of toestand waarin hij (het) zich bevindt ; zorgen dat iets niet geschonden wordt: de orde, een beginsel handhaven; de Grondwet handhaven; 2. niet terugnemen, niet intrekken: een stelsel handhaven; de vorst handh...