Wat is de betekenis van Getroost?

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

getroost

getroost - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van getroosten 2. gebiedenwijs van getroosten 3. voltooid deelwoord van getroosten getroost - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van troosten

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

getroost

bn. (gesterkt; met moed; niet angstig; gelaten iets doende of ondergaande): een getrooste moeder; getroost de dood tegemoet gaan, met gelatenheid; in God getroost; hij is zijn lot getroost, berust.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

getroost

(gə'tro:st) bn. 1. moedig : wees, blijf -. 2. berustend, gelaten : in God -; in zijn lot zijn; de dood te gemoet zien. getroosten, zich (getroostte zich, heeft zich getroost) zich laten welgevallen : zich veel inspanning, moeite, offers, opofferingen -.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

getroost

bn. (-er, meest -), gesterkt van gemoed, niet angstig, gelaten iets doende of ondergaande: hij wachtte zijn lot af.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Getroost

GETROOST, bn. (-er, meest -), kalm, niet angstig, gelaten iets doende of ondergaande: hij wachtte getroost zijn lot af; — ik ben den dood getroost, ik heb moed om te sterven, ik onderwerp er mij zonder vrees aan; — hij is zijn lot getroost, berust met gelatenheid in zijn lot.