Wat is de betekenis van gebocheld?

2025-07-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

gebocheld

voorzien van een bochel. voorzien van een bochel; een bochel hebbend; met een bochel. Voorbeelden: Greetje Dorgelo was de dochter van een bijna dwergachtig klein, gebocheld echtpaar, dat schuin tegenover mijn grootouderlijk huis woonde. A.F.Th. van der Heijden, Engelenplaque, 1973-2003 Een van hen heette Guibert, net als de g...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebocheld

gebocheld - Bijvoeglijk naamwoord 1. een bochel hebbend De gebochelde man liep over straat. Woordherkomst afgeleid van bochel met het omvoegsel ge- -d

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gebocheld

adj., forgroeid, -woeksen, miswoeksen, bultich; — persoon, buchel(de), bochel(de), bult.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gebocheld

bn. (met een bochel; gebult): een gebocheld manneke; van achteren gebocheld.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gebocheld

bn. met een bochel op de rug een mannetje.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gebocheld

bn., een bochel op de rug hebben, gebult: een – manneke; van voren en van achteren – zijn, een bult en een hoge, uitstekende borst hebben.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gebocheld

GEBOCHELD, bn. een bochel op den rug hebbende, gebuld een gebocheld manneke; — van voren en van achteren gebocheld zijn, een bult en eene hooge, uitstekende borst hebben.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)