gebocheld
voorzien van een bochel. voorzien van een bochel; een bochel hebbend; met een bochel. Voorbeelden: Greetje Dorgelo was de dochter van een bijna dwergachtig klein, gebocheld echtpaar, dat schuin tegenover mijn grootouderlijk huis woonde. A.F.Th. van der Heijden, Engelenplaque, 1973-2003 Een van hen heette Guibert, net als de g...