Wat is de betekenis van flodderen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Flodderen

(flodderde, heeft geflodderd), 1. (veroud. en Zuidn.) fladderen; 2. (van kleren) te ruim om het lichaam zitten, niet passen ; 3. slordig of morsig werken ; 4. in of door een vloeistof plassen, baggeren, modderen: kinderen flodderen graag; 5. (Zuidn.) vleien, flikflooien.

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

flodderen

Het begrip flodderen heeft 6 verschillende betekenissen: 1) loshangen; fladderen. loshangen en daardoor kunnen bewegen; fladderen. 2) aan kanten opgaan. naar allerlei richtingen bewegen; alle kanten opgaan; fladderen. 3) steeds van thema veranderen. voortdurend van onderwerp of thematiek veranderen; alle kanten opgaan. 4)...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

flodderen

flodderen - regelmatig werkwoord uitspraak: flod-de-ren 1. met water knoeien ♢ de meeste kinderen flodderen graag 2. ruim en slordig zitten ♢ die trui flodderde rond haar lichaam Rege...

2025-07-24
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

flodderen

flirten, knuffelen Gezond is dat niet, als de dochter meer voor de moeder zorgt dan andersom. Dat meiske moet kussen en flodderen en gloeien. Anders heb ik voor niks geleefd. Wat is de zin van al dat lopen en doen, als er geen liefde te rapen valt. (Marita de Sterck, Niet zonder liefde) Poes zit hier op z'n kont neffe mij die...

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

flodderen

(flodderde, geflodderd) fladderen, vleien, flikfooien. In het groot park zit een jak die met zijn buik en poten geklemd heeft gezeten tussen een hek. Hij heeft pijnstillers gekregen en is aan de beterhand. ‘Hij komt alweer flodderen’, zegt verzorger Adri. - GvA, 11-07-2002. De 54-jarige popzanger Rod Stewart is door een fotograaf betra...

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

flodderen

1. Liefkozend vertroetelen; flikflooien, flemen. Zij bekloeg er zich over dat ik altijd zo bedaard en burgerlijk was, zo koel en vormelijk, dat ik nooit met haar ‘flodderde’, LEBEAU 1962, 139. 2. Fladderen, met de gedachte aan wulpsheid e.d. Daar Trezeke altijd rond me bleef flodderen gaf ik heur voor de derde keer onverwachts een kus,...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

flodderen

flodderde, h., i. geflodderd (in, door een vloeistof of plas baggeren; ploeteren, door de modder waden; van klederen: in slappe plooien neerhangen, met de bijbet. v. slordigheid; te wijd zijn; Z.-N. flemen).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

flodderen

I. (flodderde, heeft geflodderd) [~ fladderen] door de wind slap en slordig heen en weer bewegen: -de kleren. II. (flodderde, heeft geflodderd) [~ vlieden] baggeren.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

flodderen

(flodderde, heeft geflodderd), (onoverg.) 1. (van kleren) te ruim om het lichaam zitten en daardoor in plooien hangen; 2. slordig of morsig werken; 3. in of door een vloeistof plassen, baggeren, modderen: kinderen — graag; 4. (gew.) vleien, flikflooien.