Wat is de betekenis van FALLACIA?

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Fallacia

bedrog, schijnbaar bewijs; fallacia optica: gezichtsbedrog

2025-07-29
Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

fallacia

bedrog.

2025-07-29
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Fallācĭa

ae, f. bedriegerij, misleiding, bedrog, veinzerij.

2025-07-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

fallacia

(Lat.) v. bedrog; bedrieglijke sluitrede; ~ optica, gezichtsbedrog, oogmisleiding.

2025-07-29
Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

FALLACIA

1. Bedrog (DEUGDENLEER). 2. Vergissing. Fallacia accentus, Vergissing in de beklemtooning. Fallacia accidentis, Misleiding door een bijkomstigheid. Fallacia aequivocationis, Vergissing uit de gelijknamigheid, vergissing uit de meerzinnigheid, vergissing uit de dubbelzinnigheid. Fallacia compositionis, Vergissing in de sa...

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

fallacia

fallacia, - v., bedrog, schijnbaar bewijs, drogrede; „fallacia optici” : gezichtsbedrog.

2025-07-29
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)