Bouwboer
m. (-en), boer die hoofdzakelijk de akkerbouw uitoefent.
Wiktionary (2019)
bouwboer - Zelfstandignaamwoord 1. (landbouw) (beroep) boer die hoofdzakelijk de akkerbouw uitoefent Woordherkomst samenstelling van bouw(werkwoord) en boer
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Meindert Schroor PhH (2016)
Akkerbouwer in Noord-Fryslân. Stond, vooral in eigen ogen, hoger aangeschreven dan de greidboer en de woudboer. Hij was de man van de moeilijk te bewerken klei. Het akkerbedrijf is tamelijk arbeidsintensief; eertijds had men dan ook veel arbeiders en paarden voor het werk. Evenals bij de greidboer en de woudboer zijn door mechanisatie de arbeiders...
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Van de drie typen waarin de Fr. boerenstand zich van oudsher laat verdelen, stond de B., zeker in eigen ogen, hoger aangeschreven dan de greid- en woudboer. Hij was de man van de moeilijk te bewerken klei. Het gemengde bedrijf in het N., met overwegend bouwland, vroeg veel vakkennis. De winstmogelijkheden waren in de goede jaren groot. De B. voeld...
J.H. van Dale (1898)
BOUWBOER, m. (-en), boer, die hoofdzakelijk den akkerbouw uitoefent; ...BOERIN, v. (-nen), vrouw van een bouwboer; meesteres eener boerderij; — boerin die boter bouwt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: