Wat is de betekenis van BOUWBOER?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bouwboer

m. (-en), boer die hoofdzakelijk de akkerbouw uitoefent.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bouwboer

bouwboer - Zelfstandignaamwoord 1. (landbouw) (beroep) boer die hoofdzakelijk de akkerbouw uitoefent Woordherkomst samenstelling van bouw(werkwoord) en boer

2025-07-28
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Bouwboer

Akkerbouwer in Noord-Fryslân. Stond, vooral in eigen ogen, hoger aangeschreven dan de greidboer en de woudboer. Hij was de man van de moeilijk te bewerken klei. Het akkerbedrijf is tamelijk arbeidsintensief; eertijds had men dan ook veel arbeiders en paarden voor het werk. Evenals bij de greidboer en de woudboer zijn door mechanisatie de arbeiders...

2025-07-28
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

BOUWBOER

Van de drie typen waarin de Fr. boerenstand zich van oudsher laat verdelen, stond de B., zeker in eigen ogen, hoger aangeschreven dan de greid- en woudboer. Hij was de man van de moeilijk te bewerken klei. Het gemengde bedrijf in het N., met overwegend bouwland, vroeg veel vakkennis. De winstmogelijkheden waren in de goede jaren groot. De B. voeld...

2025-07-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bouwboer

Boer, wiens land hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de akkerbouw.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bouwboer

m. (-en), boer die hoofdzakelijk de akkerbouw uitoefent.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bouwboer

BOUWBOER, m. (-en), boer, die hoofdzakelijk den akkerbouw uitoefent; ...BOERIN, v. (-nen), vrouw van een bouwboer; meesteres eener boerderij; — boerin die boter bouwt.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)