Bon af
bn., (gew.) goedaf.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (< Fr. bon, goed + af) (inf.) goed af. Soms ook ironisch gebruikt: slecht af. • Ben je van dat hoeiewinkeltje ? Martha knikte. — Nou kind dan ben je bon af. (De Gids: nieuwe vaderlandsche letteroefeningen. 1890) • Als je steelt ben je bon af, heb je 'n paleis van 'n huis met bediening en livrei &mda...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)
(< Fr. bon, goed) 1. goed af: Dat die ouwe kolonel nou lekker z’n voetjes kan warmen en bon-af met haar is, MENS2 291; 2. (iron.) slecht af: Me vrouw is roomsch, ik doe ’r al in geen j are meer aan, ... as je ’t van de kerk mot hebbe, ben je bon af, HERMUS 44.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: