Ambitie
(<Fr.), v., 1. eerzucht: een man van grote ambitie ; ook mv., begeerte: zijn ambities gingen uit naar een professoraat; 2. grote ijver : de leerlingen toonden niet veel ambitie, lust om te werken ; 3. lust, animo : er was niet veel ambitie bij die verkoping, lust om te kopen.