Wat is de betekenis van Albert?

(1914-1918) (Vlaanderen, sold.) wit brood. • Albert. Vl. Voor wittebrood. Meer speciaal gebruikt bij het 12de Linieregiment. Zinspelend op Koning Albert I, brood waardig aan een koning. Vgl. Wa. ‘pain Albert’. (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)

Zie Adelbert

Albert - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

De jongensnaam Albert is afgeleid van het Germaanse Adelbert, hetgeen betekent "Door edel gedrag schitterend". Albert I van België, koning der Belgen Albert II van België, koning der Belgen Albert II van Monaco, regerend vorst van Monaco. Albert van Saksen-Coburg en Gotha, prins-gemaal van de Britse koningin Victoria. Albert Szent-Györgyi, Hongaa...

Uit de voornaam Albert is het patroniem Albert ontstaan.

Albert - Politiespeurhond, bijgenaamd "Appie", eigendom van brigadier Jacob Water, stond bekend om zijn bijzondere speurdersgaven. Samen met politiedeskundige dr. Van Ledden Hulsebosch loste Jacob Water, dankzij de neus van Albert, verschillende moord- en andere criminele zaken op. Toen hoofdagent Water in het Burgerziekenhuis moest worden opgenome...

(Alhrecht). graven van Namen. Albert I, vermeld 981, ✝ kort vóór 1011. Afstammeling van de gouwgraaf Berengarius. die een zwager was van hertog Giselbert van Lotharingen. Van Albert wordt het eerst de titel graaf van Namen (comes Namucï) vermeld. Hij was gehuwd met Irmingarde (✝ 1049), dochter van Karel I, zoon van de Franse koni...

m -> Adelbert.

distr. in Kaap de Goede Hoop, ten Z. van de Oranjerivier; 6889 km2. Schapenteelt. Hfdpl. Burgersdorp (1500 inw.).