Wat is de betekenis van aartsvaderlijk?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aartsvaderlijk

bn. en bw., 1. tot een aartsvader behorende; 2. (fig.) als van of bij de aartsvaders : een aartsvaderlijk gezin, zeer groot; — ouderwets eenvoudig en huiselijk: aartsvaderlijke zeden ; 3. op aartsvaderlijke wijze: het ging er aartsvaderlijk toe.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aartsvaderlijk

aartsvaderlijk - Bijwoord 1. met de eerbiedwaardigheid van de aartsvader. Woordherkomst Afgeleid van vaderlijk met het voorvoegsel aarts- afgeleid van aartsvader met het achtervoegsel -lijk afgeleid van vader met het voorvoegsel aarts- en met het achtervoegsel -lijk Verwante begrippen patriarchaal

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aartsvaderlijk

bn., bw.: met aartsvaderlijke deftigheid.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aartsvaderlijk

('fa:dərlək) bn.en bw. 1. van, betrekking hebbend op een aartsvader. 2. zeer eenvoudig en huiselijk: het ging er toe.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aartsvaderlijk

aartsvaderlijk - aartsva'derlijk, bn. en bw., 1. tot een aartsvader behorende; 2. (fig.) als van of bij de aartsvaders: een — gezin, zeer groot; 3. (bw.) op aartsvaderlijke wijze: het ging er — toe.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Aartsvaderlijk

AARTSVADERLIJK, bn. en bw. tot een aartsvader behoorende; — (fig.) een aartsvaderlijk gezin, . zeer groot; laat het maar niet te aartsvaderlijk worden, krijg maar niet te veel kinderen; — in hooge mate eenvoudig en huiselijk : het ging er aartsvaderlijk toe; — op aartsvaderlijke wijze : hij behandelt zijne broers aartsvaderlijk.

2025-07-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)