Duits architect en nationaal-socialistisch politicus, de belangrijkste architect van het Derde Rijk.
Albert Speer werd in Mannheim geboren. Om bij zijn vader die architect was in het gevlei te komen, werd hij ook architect. In het begin van de jaren dertig werd Speer lid van de National-Sozialistische Deutsche Arbeiter Partei (NSDAP). Dit lidmaatschap leverde hem zijn eerste opdrachten als zelfstandig architect op. Speer raakte diep onder de indruk van Hitler. In 1934 ontwierp hij het stadion in Neurenberg waar de massale partijdagen van de NSDAP werden gehouden. In 1937 werd Speer stadsbouwmeester van Berlijn. Als architect was hij eveneens verantwoordelijk voor het gebouw van de rijkskanselarij in Berlijn en voor het Duitse huis voor de wereldtentoonstelling te Parijs in 1937.
Omdat hij een bekwaam organisator was, kreeg Speer in 1941 een belangrijke taak op het gebied van het oorlogstransport. Op 9 februari 1942 volgde hij de overleden Fritz Todt op als rijksminister voor Bewapening en Munitie, en inspecteur voor het wegennet en voor water en energie. Hij werd tevens de leider van de Organisation Todt, een grote bouwonderneming. Sinds 1943 was Speer rijksminister voor bewapening en oorlogsproductie; hij werd verantwoordelijk voor de overschakeling op de totale oorlogseconomie. Begin 1945 verzette hij zich tegen Hitlers plannen voor een strategie van de verschroeide aarde, waardoor op grote schaal bruggen, spoorwegen en belangrijke gebouwen zouden worden vernietigd.
Speer werd bij de Neurenbergse processen (1945-46) tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld. De zwaarste beschuldiging die tegen hem werd ingebracht, was de inschakeling van dwangarbeiders bij de Duitse oorlogsindustrie. In 1966 werd hij uit de Spandau-gevangenis in Berlijn vrijgelaten.
Speer publiceerde onder andere Erinnerungen (1966), Spandauer Tagebücher (1975) en Der Sklavenstaat (1981).