De stichter van de moderne Turkse staat; president van Turkije (1923-38).
Moestafa Kemal werd als zoon van een douanebeambte in Saloniki geboren. Hij volgde een opleiding aan de militaire academie van Istanbul. Na zijn opleiding diende hij in de Turkse cavalerie tegen de Italianen in Libië (1911) en tegen de Bulgaren in de Balkanoorlogen (1912-13). Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij divisiecommandant bij de Dardanellen. Moestafa Kemal kreeg de titel Pasja (generaal) na zijn succesvolle verdediging van het schiereiland Gallipoli tegen een geallieerde interventie in 1915-16.
In 1919 nam hij ontslag uit het leger en probeerde van het vervallen Turkse rijk te redden wat er te redden viel. Hij richtte in 1920 een voorlopige regering op. In een oorlog tegen Griekenland (1920-22) wist Moestafa Kemal een groot aantal bij de Vrede van Sèvres (1920) verloren gegane gebieden te heroveren. Daardoor viel de Vrede van Lausanne (1923) voor Turkije aanzienlijk gunstiger uit.
Door zijn successen werd hij in 1923 president van de nieuw uitgeroepen republiek Turkije. Kemal hervormde het land ingrijpend. Turkije werd een seculiere op West-Europa georiënteerde staat. Het sultanaat en het kalifaat werden afgeschaft. Het Arabische schrift werd vervangen door het Latijnse alfabet, terwijl de emancipatie van de vrouw werd gestimuleerd door een verbod op het dragen van een sluier. Moestafa Kemal formuleerde zijn politieke principes (kemalisme) in zes punten: republikanisme, nationalisme, populisme, geleide economie, secularisme en revolutie. In 1934 kreeg hij de erenaam Atatürk (`Vader der Turken').