Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Kock

betekenis & definitie

Kock, Hendrik Merkus, baron de, Nederlands officier en politicus, *25.5.1779 Heusden, +12.4.1843 's-Gravenhage. Na een groot aantal betrekkingen in Oost-Indië te hebben bekleed, werd De Kock in 1811 → gouverneur-generaal van Oost-Indië als opvolger van Jan Willem → Janssens.

Hij werd door de Engelsen gevangengenomen en in 1813 weer vrijgelaten. In 1817 werd hij gouverneur van de Molukken. In 1819 volgde zijn benoeming tot legercommandant; hij onderscheidde zich bij de Palembang-expedities en leidde als luitenant-gouverneur-generaal de strijd tegen → Dipo Negoro (1825-1830). In 1830 keerde hij terug naar Nederland. Van 1831-1836 was De Kock opperbevelhebber in Zeeland. In 1835 werd hij in de adelstand verheven. Van 1836-1841 was hij minister van Binnenlandse Zaken. Naar hem werd het in 1826 gestichte Fort de Kock genoemd, de hoofdstad van de Padangse Bovenlanden.