Gepubliceerd op 18-08-2020

Steek

betekenis & definitie

1. Dat houdt geen steek: dat gaat niet op, dat kan de proef niet doorstaan.

Men denke aan een versleten stuk laken, dat bij ’t verstellen geen „steek” meer houdt, dus telkens uitrafelt.2. Daar is een steek aan los: daar is iets op aan te merken; iets niet in orde, zooals bijv. in breiwerk een steek los is.
3. Geen steek om iets geven, geen steek uitvoeren, geen steek kunnen zien: hier bet. steek: zelfs geen kleinigheid; ontleend aan het breien of naaien, immers een enkele steek is op ’t geheele breiwerk maar een kleinigheid
4. De beste breister laat wel eens een steek vallen: ook de verstandigste begaat wel eens een vergissing.
5. In den steek laten: iemand op ’t oogenblik, dat hij ons noodig heeft aan zijn lot overlaten; ook: iets achterlaten. Vermoedelijk móet men hier denken aan de breister (of naaister), die de naald „in den steek laat”, dus niet verder gaat met haar werk, eensklaps neerlegt.
6. Een steek onder water geven: iemand zijdelings of in ’t geniep een bijtende scherts, een verwijt toevoegen. Volgens dr. Stoett is deze uitdrukking uit de samensmelting van twee andere ontstaan - iemand een schot onder water geven (men kan het-dus niet zien) en iemand een steek geven (hem iets pijnlijks toevoegen).