(sch = sj), een woord, waaraan men zijn vriend of vijand herkent; de leuze, waarmee men moet instemmen, om tot een bepaalde partij te kunnen behooren. Het woord is ontleend aan den Bijbel.
De richter Jefta had eens met zijn Gileadieten een overwinning op de Efraïmieten behaald, waarbij velen der laatsten gesneuveld waren. De overgeblevenen zochten zoo spoedig mogelijk de Jordaan over te steken, om naar hun land terug te keeren. Bij de veerlieden gaven zij zich voor Gileadieten uit, doch de overwinnaars wantrouwden hen en lieten hen daarom het woord schibboleth (vloed, stroom) uitspreken, daar zij wisten, dat de Efraïmieten de sch (sj) niet konden zeggen en het dus als sibboleth uitspraken. Zoo werden zij als vijanden herkend en meedoogenloos omgebracht.
