Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Torrĕo

betekenis & definitie

torrŭi, tostum (2), drogen, braden, bakken, roosten, zengen, verzengen. | overdr., van de invloed van gesternten, agros, doen uitdrogen, Ov.; van de koorts = doen verdrogen, - ontsteken, torrentur febribus artus, Ov.; van de liefde = doen ontvlammen, pectora, Ov., iecur idoneum, Hor.

< >