1. plegen, gewoon zijn, c. inf., Cic., vand. ut soleo (sc. facere), ut solet (sc. facere), naar mijn (zijn) gewoonte, Cic., Ter., daarentegen ut solet (sc. fieri), zoals gewoonlijk, - in de regel, Cic.
2. praegn., (geslachtelijke) omgang hebben, cumviris, Pl. — P. adi. sŏlĭtus, a, um, z. a.
Gepubliceerd op 14-02-2022
Sŏlĕo
betekenis & definitie