1. eig., vertragen, tegen-, ophouden, alqm in via, Cic.; refl., tum antecedendo, tum retardando, achterblijven, Cic.; mediaal, motus stellarum retardantur, de sterren bewegen zich langzaam, Cic.
2. overdr., tegenhouden, stuiten, hinderen, illius animos atque impetus, Cic., alqm a scribendo. Cic.