cēpi, ceptum (3);
I.
a. terugnemen = terugtrekken, -halen, -brengen, ensem, weer uit de schede steken, Verg., ad limina gressum, zich terugbegeven naar enz., Verg., alqm medio ex hoste, terug-, uithalen, Verg., inz. (troepen) terugtrekken, laten teruggaan, en refl., se recipere, zich terugtrekken, teruggaan, -wijken, b.v. se ex alqo loco, se ad of in alqm locum, se alqo ad alqm en dgl., Caes., Liv. | overdr., vocem ab acutissimo sono usque ad gravissimum sonum, doen dalen, Cic., refl., se ad bonam frugem, Cic.; (iets bij verkoop) zich voorbehouden, ruta caesa, Cic., sibi alqd,; (uit de macht van de vijanden) terugvoeren, bevrijden, aliquot cives, Liv., alqm ex hostibus, ex servitute, Liv.
b. terugkrijgen, arma, Liv., obsides, Caes., en zo (door verdrag, overgave, verovering) terugkrijgen enz., b.v. Tarentum, Cic.; (het weggelegde) weer nemen, - opnemen, arma, Curt.; (in de staat) weer opnemen, alqm, Liv. | overdr., terugkrijgen, weer (tot iets) komen, antiquam frequentiam (van een stad), Liv., animam, weer adem scheppen, Ter., Quint., animum of animos (weer moed vatten, zich herstellen) a of ex pavore, Liv., refl., se recipere, zich herstellen, tot zichzelf komen, absol., Cic., of se ex terrore, ex timore, ex fuga, Caes.
II.
a. eig., aannemen, (in zich) opnemen, ontvangen, ferrum, de doodsteek (genadeslag) krijgen, Cic., en zo totum telum corpore, Cic., frenum, zich laten welgevallen, Hor. | van personen en plaatsen: (bij zich, in zich) opnemen, alqm, Cic., alqm ad epulas, Cic., alqm in civitatem, Cic., alqm tecto, Caes., alqm domum suam, Cic., domum ad se hospitio, Caes., vand. recipi = aan boord genomen worden, Caes. | in bezit nemen, veroveren, oppidum, Caes., rem publicam armis, Sall. | innen, trekken, pecuniam ex novis vectigalibus, Cic.
b. overdr., (op zich) nemen, - laden, in se religionem, Liv. | (in een stand, toestand enz.), opnemen, alqm in ordinem senatorium, Cic., alqm in deditionem, Caes., alqm in amicitiam, Sall. | aannemen, toelaten, goedkeuren, antiquitas recepit fabulas, Cic., timor misericordiam non recipit, Caes. | op zich nemen, aannemen, alc causam, Cic., mandatum, officium, Cic. | op zich nemen, zich verbinden tot, waarborgen, beloven (ook, naar analogie van promitto, c. d a t. p e r s.), ea quae tibi promitto ac recipio, Cic., rec. of in se rec. m. a c c. c. i n f., Cic., pro alqo, Cic., de alqa re, Cic., fidem alci de alqo, iemd de heilige verzekering geven, Cic.; p a r t. s u b s t., receptum, i, n. verplichting (die men op zich neemt), garantie, doch slechts verb. promissum et receptum, Cic. | r. nomen, van de praetor, = de klacht tegen iemd aannemen, en zo = iemd in staat van beschuldiging stellen, Cic., Liv., en daarvoor cognitionem, Plin. ep., reum, Tac., alqm inter reos, Tac.