1. met ronde woorden, duidelijk, klaar, op de man af, loqui, dicere, Cic., vetare, Cic.
2. geheel, volkomen, door en door, pl. eruditur, Cic., pl. bene facere, Cic., pl. scire, zeer goed weten, Ter.; (in bevestigende antwoorden) volkomen, zeker, planissime, volkomen juist, Ter.
Gepubliceerd op 14-02-2022
Plānē
betekenis & definitie