Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Oblĭgo

betekenis & definitie

1. aanbinden, aan of in iets bevestigen, op iets binden, obligatus corio, in een leren zak gebonden, Cornif. rhet. | overdr., (iemd aan iets) schuldig doen worden, alqm scelere, Cic., pass. obligari mediaal = zich schuldig maken aan, vervallen in, fraude impiā, Cic.

2. verbinden, toebinden, vulnus, Cic., alqm (iemds wonden), Cic. | overdr., binden, beperken, iudicio, Cic.; verbinden, verplichten, alqm sponsione, Liv., vadem tribus milibus aeris, tot betaling van enz., Liv., obligari foedere, Liv., se nexu, Cic., alqm militiae sacramento, (een soldaat) beëdigen, Cic., alqm sibi liberalitate, Cic., obligari alci, verplichting krijgen aan enz., Ov.; (poët.) plechtig beloven, dapem, Hor.; verpanden, praedia obligata, Cic., fidem suam, zijn woord, Cic.

< >