Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Lŏco

betekenis & definitie

1. in ’t alg., plaatsen, leggen, zetten, oprichten, castra, opslaan, Cic. | overdr., stellen, zetten; vand. locatum esse in alqa re, op iets berusten, Cic.

2. in ’t bijz., een onderkomen bezorgen, vand. uithuwelijken, alqm alci nuptiis, Enn., virginem alci nuptum, Ter.; inkwartieren, novis hibemaculis, in nieuwe winterkwartieren leggen, Tac. | verhuren, verpachten, alqd, Cic., agrum frumento, tegen (voor) de tienden, Liv., se ad gladium, Sen., subst., locatum, i, n. verhuring, verpachting, Cic.; aanbesteden, alqd faciendum, Cic.; m. abl. pretii, Cic. | (geld voor een onderneming) lenen, inz. (geld op rente) zetten, uitlenen, vand. se locare, m. abl. pretii, interest opbrengen, fig., beneficia apud gratos, als ’t ware op rente uitzetten, Liv., zo ook bene facta male locata male facta arbitror, Enn.

< >