fŭi, esse
1. pers., ertussen zijn, - liggen, absol., Liv., m. inter, Cic.; overdr., (van de tijd) daartussen verlopen zijn, - liggen, absol., Cic., m. inter, Cic. | verschillen, zich onderscheiden, hoc, daarin, Ter., c. gen., van, Cic., m. ab, Cic., alqd interest inter, er bestaat verschil tussen enz., Cic., in his rebus nihil omnino interest, bestaat in ’t geheel geen onderscheid, Cic. | tegenwoordig zijn bij, bijwonen, deelnemen aan, absol., Cic., m. in c. abl., Cic., c. dat., Cic.
2. impers., interest, het is van belang, - van gewicht, er is aan gelegen, het scheelt, verschilt.