Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dēlābor

betekenis & definitie

lapsus sum, dep. (3);

1. naar beneden glijden, - vallen, - zinken, ontglijden, -vallen, -zinken, de manibus (van wapens), Cic.; (door de lucht) naar beneden zweven, de caelo, Liv.; (van water) neerstromen.
2. overdr., afkomstig zijn, ontstaan, ab alqa re, Cic. | (van iets) afdwalen, (tot iets) komen, - vervallen, in idem genus morbi, Cic., ad aequitatem, overhellen, Cic., ad Clodiam, tot Clodia (d.i. tot de koop van haar tuin) overhellen, Cic.; in ’t bijz., (in rede of geschrift) afdwalen.

< >