Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Censŭs

betekenis & definitie

ūs, m. schatting van het vermogen en de verdere staat van elke Romeinse burger, de census, censum habere, Cic., of agere, Suet., de census houden, censu prohibere, Cic., of excludere, Liv., iemd de opneming in de burgerlijsten ontzeggen, habere censum hominum, een schatting, telling houden van enz., Caes. | meton., burger- en censusrol of -lijst; het bij de census opgegeven vermogen, de census, overdr., in ’t alg. = rijkdom, bezit.