Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Bĭbo

betekenis & definitie

bĭbi (3), drinken, e gemmā, Prop., of gemmā, Verg., uit een met edelgesteenten versierde beker, Graeco more, iemd toedrinken, Cic.; mandata, verdrinken, d. i. door het drinken vergeten, Pl.; poët., bibere flumen, aan een rivier wonen, Hor., Verg. | overdr., in zich opnemen, opslurpen, inzuigen, arcus bibit, de regenboog trekt het water tot zich, Verg., hasta bibit cruorem, Verg.; (van personen) aure of auribus alqd, oplettend naar iets luisteren, Hor.

< >