De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

‘s-Gravenhage

betekenis & definitie

(ook: Den Haag), hoofdstad der prov. Z.-Holland, residentie, zetel der Nederlandse regering. 500.000 inw. (N.H. 33 %, R.K. 28 %, Ger. 6 %).

Omvat Scheveningen, Loosduinen, delen van Wassenaar, Rijswijk, Voorburg. Bezienswaardigheden: Het Binnenhof met o.a. de Ridderzaal, 13e eeuw, waarin de jaarlijkse opening der Staten-Generaal plaatsvindt; het Buitenhof met Gevangenpoort, thans museum van oude rechtspleging, het Mauritshuis (1633, schilderijenmuseum), het Plein met standbeeld van Willem de Zwijger, de Lange Voorhout met het paleis van wijlen Koningin Emma en de Koninklijke Bibliotheek, het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde (1533), de Kloosterkerk (1397), de Grote of St. Jacobskerk, Gemeentemuseum (1935), Museum Mesdag, Museum Bredius, Spinozahuis, het Raadhuis (1565), Vredespaleis (1913), Plein 1813, met gedenkteken .Geliefd verblijf van vele renteniers en gepensionneerden (o.a. oud-Indisch gasten); hoofdzetel van vele ondernemingen (o.a. Bataafsche Petroleum Mij, Ned. Ind. Spoorweg Mij, Billiton Mij, K.L.M.). Zetel van de Hogere Krijgsschool, de Hogere Marine Krijgsschool, de Generale Staf, de Hoge Raad, Gerechtshof, Rechtbank. Veel vreemdelingenverkeer. Gevarieerde nijverheid: metaal, kunst; chocolade-, meubelfabrieken, uitgeverijen en drukkerijen, enz.

In midden 13e eeuw als residentie der graven van Holland ontstaan. In 1811 door Napoleon tot stad verheven. Thans ook, o.a. door het Hof van Arbitrage en het Permanente Hof van Internationale Justitie, internationaal centrum.