(Societas Jesu, afk. S.J.), gesticht door Ignatius van Loyola 1534, door paus Paulus III in 1540 erkend.
Doel: zelfheiliging en zielzorg of vervolmaking van de naaste. Behalve de geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid verbinden de leden zich om overal heen te gaan waar de paus hen zendt. De orde wordt bestuurd door een Generaal, bijgestaan door een admonitor en 7 assistenten. Van den beginne ontplooiden de J. grote missie-actie over de gehele wereld (Franc. Xaverius). Door hun wetenschappelijk werk, door hun universiteiten en colleges hadden zij grote invloed op het onderwijs en mede daardoor een belangrijk aandeel in de Contra-Reformatie.
De orde breidde zich snel uit. Ten tijde der Verlichting werd zij steeds meer het mikpunt van vijandelijke aanvallen, verdreven uit Portugal (1759), Frankrijk (1764), Spanje en Napels (1767). Paus Clemens XIV hief de orde omwille van de vrede op (1773). In Rusland bleef zij tot 1820 bestaan. In 1814 werd de orde door Pius VII hersteld.