(1), oudste zoon van Jozef, door zijn grootvader Jacob bij Ephraïm achtergesteld;
(2) koning van Juda 696-642 v.C.; onderwierp zich geheel aan Assyrië, werd Jahwedienst ontrouw; herstelde de oude kanaanietische natuurdienst;
(3) de stam M. bleef in het Overjordaanse van grote betekenis nadat deze uit het gebied ten W. van de Jordaan verdrongen was.