v. zorgen (1 zorgvuldigheid, aandacht; zorgzaamheid; 2 liefderijke bezorgdheid; bewaking; oppassing; 3 ongerustheid, kommer; 4 trouwe dienstbode; 5 zorgstoel):
1 met zorg werken; zorg dragen; zonder zorg gedaan; heb wat meer zorg!
2 de moederlijke zorg; de zorg voor de gezondheid; zorg dragen voor;
3 geen zorgen voor de tijd; de vissersvrouw leeft in voortdurende zorg; in de zorg zitten; vol zorg zijn over; dat zal mijn zorg wezen! (of: mijn zorg!), ir. ik geef er niets om; zegsw. zij is een zieltje zonder zorg, iemand, die zich om niets bekommert;
4 vrouw, raadpleeg de oude zorg eens!
5 zet je in de zorg.
