sprong uit, h. (2), i. (1, 2, 3) uitgesprongen (1 naar buiten springen; 2 ten einde springen; 3 vooruitsteken):
1. de deur uitspringen; spring er uit! de trein uitspringen;
2. uitgesprongen, moe gespeeld;
3. uitspringende huizen.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
sprong uit, h. (2), i. (1, 2, 3) uitgesprongen (1 naar buiten springen; 2 ten einde springen; 3 vooruitsteken):
1. de deur uitspringen; spring er uit! de trein uitspringen;
2. uitgesprongen, moe gespeeld;
3. uitspringende huizen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: