Gepubliceerd op 11-11-2021

uitdrogen

betekenis & definitie

droogde uit, h. (1) en i. (2) uitgedroogd (1 geheel droog maken; 2 droog worden).

1. een uitdrogende wind; een pot, een pan goed uitdrogen; fig. een uitdrogende ziekte, uitterend;
2. die beek zal door de zomerhitte geheel uitdrogen; fig. die oude man is aan ’t uitdrogen, wegteren.