o. tijen (uit: getij: eb en vloed): opkomend tij, wassend; vallend tij, dalend; doodtij en springtij, z. ald.; het tij laten verlopen, de gelegenheid laten voorbijgaan; spreekw. Als het tij verloopt, verzet men de bakens, als de stroom verloopt, worden de bakens verlegd; fig. als de omstandigheden veranderen, neemt men andere maatregelen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk