Gepubliceerd op 11-11-2021

tanden

betekenis & definitie

tandde, h. getand (1 tanden in of aan iets maken; 2 van te lijmen hout: met een „tandschaaf” ribbetjes er op maken; 3 van een zaag: scherpen; 4 in de onbep. wijs: tanden krijgen):

1. een rad tanden;
2. hout tanden;
3. een zaag tanden;
4. het kindje is aan het tanden.

< >