tanden
tanden - Werkwoord 1. (ov) van tanden voorzien 2. (ov) (een zaag) scherpen tanden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tand Woordherkomst afgeleid van tand met het achtervoegsel -en
Wiktionary (2019)
tanden - Werkwoord 1. (ov) van tanden voorzien 2. (ov) (een zaag) scherpen tanden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tand Woordherkomst afgeleid van tand met het achtervoegsel -en
Fink (1998)
Met de tanden vermalen we ons eten, dat we als energiebron nodig hebben. Aan dit beeld ligt agressiviteit ten grondslag. Het verlies van tanden in een droom wijst dus op een opmerkelijk verlies aan energie, in sommige gevallen zelfs op een bedreiging van de potentie - hetgeen aan de tanden ook een seksuele betekenis toekent. Zo kan bijterigheid in...
G. Senger (1985)
De tanden dienen om het voedsel te vermalen, met hun hulp bezorgt men zich voedsel, dat wil zeggen energie. Dienovereenkomstig signaleert een droom waarin men zijn tanden kwijt raakt, een verlies van kracht. Het dierverdedigt zich bovendien door middel van zijn tanden, of gebruikt ze bij de aanval. Sterke, gezonde tanden staan derhalve ook voor een...
drs. L.A. Beeloo (1981)
in de mond van mensen en dieren voorkomende kleine beenderen, die dienen voor het bijten. De hoogste graad van ontwikkeling bereiken de tanden bij de zoogdieren. Ze bestaan uit tandbeen, waarvan het gedeelte dat boven het tandvlees uitsteekt, is bedekt met een harde laag, het glazuur. Dit deel van de tand heet de kroon. Het gedeelte dat in het tand...
Van Dale Uitgevers (1950)
I. TANDEN (tandde, heeft getand), 1. tanden in iets maken, (iets) van tanden voorzien : een rad tanden; 2. (van een zaag) scherpen; 3. houtoppervlakten met de tandschaaf van fijne ribbetjes voorzien. II. TANDEN (tandde, heeft getand), tanden krijgen.
Winkler Prins (1949)
Bij de geboorte zijn de kiemen voor tanden en kiezen van het melkgebit reeds aanwezig. Met 7 mnd. komt de eerste tand door. In verloop van ca 2 jaar ontstaat het volledige melkgebit, bestaande uit 4 snijtanden, 2 hoektanden, 2 kiezen in boven en onderkaak. Tussen 7e en 10e jaar vindt de wisseling voor het blijvende gebit plaats. Er komen dan aan bo...
M. J. Koenen's (1937)
tandde, h. getand (1 tanden in of aan iets maken; 2 van te lijmen hout: met een „tandschaaf” ribbetjes er op maken; 3 van een zaag: scherpen; 4 in de onbep. wijs: tanden krijgen): 1. een rad tanden; 2. hout tanden; 3. een zaag tanden; 4. het kindje is aan het tanden.
John Kooy (1933)
voorste deel v/h gebit bij mensch en dier, bevestigd in tandkassen. De buitenzijde der t. bestaat uit tandglazuur, een hard, vast, glanzend bekleedsel, het inwendige uit tandbeen, dat minder hard is. → Gebit.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: