Gepubliceerd op 11-11-2021

suffen

betekenis & definitie

sufte, h. gesuft (1 verstompt, dof van hersenen zijn; niet helder denken; 2 soezend peinzen, gedachteloos zijn; 3 aanhoudend peinzen over, piekeren):

1. ik oude man, ik suf; het grijze en suffend hoofd;
2. jongen, zit niet te suffen!
3. stil bleef ze staan, suffend over dat woord.

< >