Wat is de betekenis van Suffen?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

suffen

suffen - Werkwoord 1. (intr) niet in de gaten hebben wat er om iemand heen gebeurt 2. (intr) niet al te helder van geest zijn

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Suffen

v., dodzje, maffe, slûgje; zit niet te —, sit net yn ’e dod(de).

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Suffen

(sufte, heeft gesuft), 1. dof van geest, niet helder van hoofd zijn : een suffend brein ; vader suft soms zo een beetje; 2. gedachteloos zijn ; geen aandacht schenken aan wat om iem. heen voorvalt : ferme jongens, stoere knapen, foei, hoe suffend staat gij daar (Ileye); 3. aanhoudend peinzen over iets, piekeren : stil b...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

suffen

sufte, h. gesuft (1 verstompt, dof van hersenen zijn; niet helder denken; 2 soezend peinzen, gedachteloos zijn; 3 aanhoudend peinzen over, piekeren): 1. ik oude man, ik suf; het grijze en suffend hoofd; 2. jongen, zit niet te suffen! 3. stil bleef ze staan, suffend over dat woord.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

suffen

('suffən) (sufte, heeft gesuft) suf zijn : zit daar niet te -.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Suffen

Suffen - (sufte, heeft gesuft), versuft zijn, droomen, soezen, niet helder denken: zitten te suffen; hij suft soms; — vader suft soms soo'n beetje, wordt een beetje kindsch ; — (Zuidn.) onderdoen, strijken. SUFFING. v. het suffen, verzwakking van hersenen. SUFFER(D), m. (-s), iem. die suft.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)