Gepubliceerd op 11-11-2021

spotten

betekenis & definitie

I. Z.-N. vlekken; ir. sproetig zijn: vochtigheid spot de kleren; zijn gezicht is gespot.

II. spotte, heeft gespot; meestal gevolgd door het vz. met:

1. schertsen: spot gij of is het ernst? met kiespijn valt niet te spotten;
2. de draak steken, iets belachelijk maken: hij spot met al die vermaningen; met kerkelijke ceremoniën spotten;
3. met kleinachting bejegenen, smalen op, de spot drijven met: God laat niet met zich spotten; met de openbare mening spotten; met iems. gevoelens spotten.