slierde, h. geslierd (1 met lange halen of met kracht voortslepen; 2 glijden; 3 doelloos op straat rondlopen; 4 onbedoeld slepen; ook: lang afhangen zonder te bewegen; 5 zich als een slier of met een slier voortbewegen; 6 met met iets: het laten slepen, slingeren):
1. het goed door het water slieren;
2. op het ijs slieren;
3. hele avonden door de straten slieren;
4. de witte sleep slierde gekreukt over het tapijt;
5. lange slangen slieren door de volte;
6. met zijn boeken slieren; ook: zijn boeken laten
